Vroeger
werden gargoyles eerst van terra cotta,
later van marmer en hout gemaakt (de eerste vermelding
van een gargoyle was in de 4e eeuw na Christus (Acropolis te Athene/Griekenland)!
In de 13e eeuw verschenen de stenen versies. Lood werd voor het eerst In de 16e eeuw gebruikt. Zie
voor wat variaties op deze
pagina.
In
het begin bestonden ze uit twee delen, het onderste deel was de
goot, het bovenste deel was een deksteen. De meeste gargoyles werden op de grond, naar een
kleimodel, gemaakt en dan naar boven gebracht. Alleen als er
niet genoeg tijd voor was, werd er op de kerk (verder) aan gewerkt.
Men neemt aan dat de waterspuwers vroeger gekleurd en verguld waren
en dat ze tijdens een kerkelijke "schoonmaakactie" ontdaan
zijn van hun luister.
Wat
opvalt is dat, naarmate de tijd verstrijkt, ze langer
(tot 1 meter) en fijner gebeeldhouwd werden. Vooral aan het
eind van de 13e eeuw werden ze complexer. Tevens werden meer
menselijke vormen gebruikt. Vanaf de 14e eeuw werden de waterspuwers
slanker
en werden er meer karikaturen gebruikt. In de 15e eeuw werden er
minder demonische en meer amusantere beeltenissen gemaakt.
In de 19e eeuw kwamen er abstracte figuren bij. Vanaf de 18e eeuw werd het hemelwater echter
steeds vaker in fantasieloze
regenpijpen
afgevoerd.
Hieronder
wat kunstzinnige voorbeelden:
Hout
|
Steen
|
Metaal
|
Houten
gargoyles zijn niet zo eenvoudig te vinden. Zij zijn
natuurlijk zeer onderhevig aan weersinvloeden.
|

|

|

|

|

|

|

|
|
|